Het dragen van kledingmerken als LONSDALE

Inleiding

In 2003 vond er in de politieregio Haaglanden een incident plaats, waarbij een 15-jarige scholier een medescholier in elkaar had geslagen die een trui van het populaire merk LONSDALE droeg. De 15-jarige dader verklaarde aan de verbalisanten, dat iedereen die kleding koopt of draagt van dat merk voor hem racisten zijn. Het slachtoffer daarentegen was zich van geen kwaad bewust. Hij had de desbetreffende trui cadeau gekregen van zijn moeder.

In de politieregio Amsterdam-Amstelland vond een soortgelijk incident plaats. In die zaak betrof het een groep van acht leerlingen die zich binnen de  leerlingengemeenschap van de R.K. Scholengemeenschap T. te U. heeft weten te onderscheiden door allen gekleed te gaan in zwarte legerlaarzen, een spijkerbroek, een zwarte trui van het merk LONSDALE en door een gemillimeterde haardracht. De leden van de desbetreffende groep, van wie sommigen bij tijd en wijle (ook) verbaal uiting hebben gegeven aan sympathie voor het rechts-extremistische gedachtegoed, werden door de overige leerlingen “nazi’s” genoemd. Tussen deze groep en een aantal allochtone leerlingen was een rivaliteit ontstaan, welke zich aanvankelijk uitte in scheldpartijen, maar zich medio januari 2003 escaleerde in een vechtpartij en had o.a. geresulteerd in een vechtpartij. Die vechtpartij leidde weer tot tientallen telefoontjes van ouders die verontrust waren omdat hun zoon of dochter niet meer naar school durfde. N.a.v. deze vechtpartij had de schoolleiding een brief gestuurd naar de ouder van haar leerlingen. Hierin stond o.a. dat leerlingen met provocerende kleding met hun ouder op school zouden worden uitgenodigd en schriftelijk zouden moeten verklaren dat ze er geen discriminerende ideeën op na zouden houden. Ingeval van weigering zouden deze leerlingen niet meer wel-kom zijn op de school. Zeven leerlingen van de reeds bovengenoemde groep ondertekenden het zogeheten convenant. Eén leerling echter weigerde dit. Op basis van deze weigering werd de desbetreffende leerling geschorst en vervolgens definitief verwijderd.

Het bovenstaande maakt duidelijk, dat er steeds vaker incidenten plaatsvinden waarbij het kledingmerk LONSDALE een rol speelt. Telkens wordt het aangeduid als een racistisch merk, aangezien het merk tot voor kort voornamelijk door skinheads gedragen werd en deze de naam hebben racistisch te denken. Waarom dragen skinheads LONSDALE en zijn de jon-geren die nu LONSDALE dragen ook werkelijk racistisch? Zo ja, hoe kan de politie op een effectieve wijze optreden tegen personen die dergelijke merken dragen? En kunnen horeca-uitbaters mensen die het merk LONSDALE dragen überhaupt de toegang tot een horecagelegenheid weigeren? 

Belediging van groepen mensen

Artikel 137c Wetboek van Strafrecht bevat een uitvoering van het Internationale Verdrag inzake de uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie van 7 maart 1966.

Dit artikel stelt strafbaar het zich in het openbaar mondeling, bij geschrift of bij afbeelding opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst, hun levensovertuiging of hun seksuele geaardheid.

Het merk LONSDALE

De kledinglijn van het merk LONSDALE dankt deze naam aan Hugh Cdel Lowther, 5th Earl of Lonsdale (1857-1944), een fervent bokser én de eerste voorzitter van de National Sporting Club. De Modernist of Mods, een Britse jongerengroepering die in het begin van de jaren ’60 ontstaan was uit de arbeidersklasse, droegen LONSDALE omdat dit paste bij hun vechters-mentaliteit. Doordat midden jaren ’60 de Britse economie in een crisis belandde, greep een deel van de Mods terug naar de proletarische roots. Deze zgn. hard Mods of Skinheads verheerlijkten fysieke krachten en mannelijkheid, en bouwden een geduchte reputatie op als allround hooligans, die te vinden waren rond de voetbalvelden en op straat, waar fans van rivaliserende clubs, intellectuelen, buitenlanders, hippies en homo’s het mikpunt waren van hun agressie. Deze skinheads hadden weliswaar hun dure kleding ingeruild voor werkkleding, maar zij bleven merken als LONSDALE dragen. Eind jaren ’60 leek de skinheadbeweging enigszins doodgebloed, maar aan het eind van de jaren’70 kende de skinhead weer een opleving, dankzij de punk. De skinheadbeweging onderging een metamorfose en ging steeds meer de ultrarechtse koers varen. Ook trokken deze nieuwe skinheads het bekende uniform aan:

  • Een kaal hoofd;
  • Geen spijkerjacks, maar zwarte of groene bomberjacks;
  • Witte T-shirts of T-shirts met een bandnaam erop. Erg populair waren de LONSDALE shirts. Als men een LONSDALE shirt onder en open jack draagt, dan kan de goede ver-staander in de merknaam NSDA lezen: National Sozialistische Deutsche Arbeiter. Bijna dus de naam van de NAZI partij.  In de volksmond staat LONSDALE voor: “Laat Ons Nederlanders Samen De Allochtonen Langzaam  Executeren”. In Duitsland werd het zwarte poloshirt van Fred Perry populaire. Het shirt was afgezet met een witte en rode bies en vormde met de zwarte kleur tezamen de kleuren van de oude Keizerlijke vlag;
  • Spijkerbroeken van Levi’s met hoog opgerolde pijpen;
  • Dr. Martens of Kisten, waarbij rechtse skins deze schoeisel vastmaakten met witte of gele veters. De linkse skins maakten hun schoeisel echter vast met rode veters;
  • Legerkleding en camouflagekleding;

De reden dat er nu in Nederland zoveel jongeren in LONSDALE rondlopen is niet een heropleving van skinhead, maar van de Gabber. De vraag luidt of deze Gabbers nu als racisten getypeerd mogen worden. Deze vraag dient volgens sommigen ontkennend beantwoord te worden. Hiertoe voeren zij aan, dat je niemand op grond van zijn uiterlijk mag veroordelen en dat hoewel zij voldoen aan de kenmerken van skinheads slechts een deel van hen het merk LONSDALE gebruikt om een politieke boodschap uit te drukken. Bovendien kennen een hoop Gabbers niet de betekenis van het merk LONSDALE en waren erg verbaasd toe hen verteld werd dat de bretels zijn afgekeken van de linkse jongens.

In Duitsland wordt een aantal kledingstukken wel vervaardigd dat, in tegenstelling tot LONSDALE, wel expliciet bedoeld is om een ultrarechtse boodschap over te brengen. Beken-de namen zijn: Patriot, Masterrace, Walhalla, Hate Core, Endzeit. Het aller bekendste merk is CONSDAPLE. Draagt men dit merk onder een open jack, dan worden de letters NSDAP zichtbaar. Deze merknaam is bovendien in handen van een oud-functionaris van de NDP en de Republikaner. Ook kent men een reeks getallen reeksen, die expliciet een bepaalde fascistische boodschap uitdragen, zoals <<88>> (Heil Hitler), <<18>> (Adolf Hitler), <<311>> (KKK), <<25>> (Blut und Ehre) en <<192>> (Adolf is Back). In Duitsland zijn dergelijke uitingen op kledingstukken wel strafbaar gesteld. 

De vraag luidt nu hoe de rechter het dragen van het merk LONSDALE beoordeelt. Hiertoe dient momenteel als maatstaf de uitspraak: Rechtbank Haarlem 21 maart 2003, LJN nummer AF6131

De rechterlijke procedure en uitspraak

Tegen deze definitieve verwijdering begint de vader van de leerling in kwestie een kort-geding bij de Haarlemse Rechtbank. In 3.3 betoogt de raadsman van de leerling, dat ofschoon de vader rechts-extremistische sympathieën afkeurt, hij zich niet kan verenigen met de door de school gekozen maatregel van ondertekening van het convenant op straffe van verwijdering. Hij voert hiertoe aan, dat de school niet eerder dan bij het bovengenoemde gesprek aan de vader kenbaar gemaakt had, dat er m.b.t. tot diens zoon sprake was van problemen van dien aard waren dat ernstige maatregelen werden overwogen. Ook was diens zoon niet eer-der gewaarschuwd, dat zijn gedrag tot maatregelen zou leiden. Aan de beoogde verwijdering van de leerling lag bovendien ten grondslag de weigering van diens ouders om het convenant te tekenen, terwijl een zodanige verwijdering alleen gebaseerd zou kunnen zijn op het gedrag van de betreffende leerling.

Omtrent de inhoudelijke aspecten van het verwijderingsbesluit oordeelde de Rechtbank als volgt. Waar het verwijderingsbesluit ertoe diende een sanctie te stellen op het gegeven dat de leerling en diens vader zich niet hadden willen conformeren aan o.a. de door de school voorgestane beperking in de vrije kledingkeuze van haar leerlingen in een situatie waarin die keuze werd gebruikt, althans het resultaat daarvan werd opgevat, als identificatie met bepaald gedachten goed, raakte dit besluit het in artikel 7 GW en artikel 10 EVRM gewaar-borgde grondrecht op vrijheid van meningsuiting.

Volgens de Rechtbank werd erin artikel 7 lid 3 GW bepaalt dat voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere middelen van de drukpers, radio of televisie niemand voorafgaand verlof nodig heeft wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Deze bepaling zou volgens de Rechtbank met zich mee-brengen, dat een door de school opgelegde beperking die een vergaande functie had dan het enkel herhalen en onder de aandacht brengen van een in het Wetboek van Strafrecht opgenomen verbod er niet toe kan strekken een door artikel 7 lid 3 GW bedoelde uiting wegens haar inhoud te verbieden. De Rechtbank was echter van mening, dat beperkingen van de uitingsvrijheid op andere gronden, zoals bijvoorbeeld het voorkomen van wanordelijkheden, buiten de reikwijdte van dit artikel vallen en dus in beginsel niet toelaatbaar zijn.

Bij de beoordeling van de door de school genomen maatregelen moet er volgens de Rechtbank een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de aanleiding voor het treffen van de maatregel en anderzijds de aard van deze maatregel.

De aanleiding voor de maatregel werd gevormd door het ontstaan van onrust binnen een deels allochtone leerlingengemeenschap ten gevolge van rechts-extremistische uitingen van een tot die gemeenschap behorende groep leerlingen. Gegeven de aard van deze problematiek kwam de keuze van daartegen te treffen maatregelen aan schoolleiding een zekere mate van vrijheid toe. Dit bracht weer met zich mee dat de noodzaal en functionaliteit van de door de schoolleiding getroffen maatregelen door de rechter marginaal diende te worden getoetst. De Rechtbank was van oordeel dat deze maatregelen de hiervoor bedoelde marginale toets kon door doorstaan. Daartoe voert hij het volgende aan. De mentor en de leerlingbegeleider van de leerling in kwestie hadden aannemelijk gemaakt, dat de groep leerlingen waartoe die leerling behoort door rechts-extremistische uitingen een groep medeleerlingen van allochtone afkomst hadden geprovoceerd en dat sommige leden er zelfs genoegen in schepten dat hun provocaties tot die onrust hadden geleid. Aangezien de school medio 2003 tientallen telefoontjes had ontvangen van ouders die aangaven dat hun kinderen zich vanwege de problemen tussen beide groepen op school onveilig en bedreigd voelden, had de schoolleiding zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het gedrag van de groep waartoe de geschorste leerling behoorde correctie behoefde.

T.a.v. de aard van de maatregel was het van belang dat zowel de geschorste leerling als diens vader ter terechtzitting aangegeven hadden dat zij op zichzelf bereid waren een convenant te tekenen, maar dat de daarin opgenomen beperking van de vrijheid van kledingkeuze voor hen onacceptabel was. Gelet hierop werd de beoordeling van de aard van de maatregel op dit punt gefixeerd en als volgt overwogen. Naar oordeel van de Rechtbank was het een feit van algemene bekendheid dat de uiterlijke combinatie van gemillimeterd haar, een bomberjack, een zwarte trui van het merk LONSDALE, een spijkerbroek en zwarte legerschoenen in de Nederlandse samenleving geassocieerd zou worden met extreemrechtse en/ of neonazistische opvattingen. Het gevolg hiervan zou zijn dat aan de drager van deze combinatie rechts-extremistische opvattingen kunnen worden toegedicht die deze persoon in werkelijkheid wel-licht niet aanhangt. Aannemelijk was verder dat de kans op associatie met rechts-extremistische opvattingen en een daarvan uitgaand dreigend effect sterk bevorderd zou worden, in-dien dragers van de hiervoor bedoelde uiterlijke combinatie zich als groep manifesteren. In het licht van het voorgaande achtte de Rechtbank het voorschrijven van beperkingen op het vlak van voormelde combinatie van uiterlijke kenmerken, juist gegeven de uitstraling die van deze combinatie uitgaat, op zichzelf een proportionele en daarmee toelaatbare maatregel. De Rechtbank achtte deze maatregel zinvol, daar de rust op de school was wedergekeerd nadat de 7 overige tot groep waartoe de geschorste leerling behoorde, ervan hadden afgezien de genoemde combinatie te dragen. Daarentegen de Rechtbank vond dat de wijze waarop de schoolleiding deze wijziging in het kleedgedrag van haar leerlingen had willen bewerkstelligen niet aanvaardbaar. Wanneer een schoolleiding kledingvoorschriften zou willen opleg-gen, dan kan zij dat volgens de Rechtbank niet doen door onder dreiging van verwijdering een convenant ter tekening voor te leggen aan een groep leerlingen die bij de schoolleiding op een bepaald moment de behoefte aan zodanige voorschriften had doen voelen. Deze weg zou niet alleen waarborgen dat door het horen van de leerlingenraad wordt nagegaan wat nodig en zinvol is, maar ook leiden tot beperkingen die voor alle leerlingen gelijkelijk gelden, hetgeen een eis is waaraan zeker een maatregel op een vlak als hier aan de orde, behoort te voldoen. 

Conclusie

Het is een feit van algemene bekendheid, dat de uiterlijke combinatie van gemillimeterd haar, een bomberjack, een zwarte trui van het merk LONSDALE, een spijkerbroek en zwarte legerschoenen in de Nederlandse samenleving geassocieerd wordt met extreemrechtse en/ of neonazistische opvattingen. Een drager van dergelijke combinaties zou kunnen worden toegedicht rechts-extremistische opvattingen erop na te houden. Wanneer dergelijke personen zich in een groep manifesteren, wordt de kans op associatie met rechts-extremistische opvattingen en de dreiging die daarvan uitgaat bevorderd. Op basis hiervan kan men het voorschrijven van beperkingen op vlak van voormelde combinatie van uiterlijke kenmerken,  juist gegeven de uitstraling die van deze combinatie uitgaat, op zichzelf een proportionele en daarmee toelaatbare maatregel achten. Zo zouden horeca-uitbaters kunnen overwegen om dergelijke lieden een café uit te gooien wanneer zij een te grote dreiging zouden vormen voor de rest van de cafégangers en het dreigt te escaleren, of wanneer dergelijke lieden al eerder op een zwarte lijst hebben gestaan of er nog steeds opstaan wegens fascistisch opruiend gedrag.

Het is ook een feit van algemene bekendheid dat LONSDALE in de Nederlandse context staat voor: “Laat Ons Nederlanders Samen De Allochtonen Langzaam  Executeren”.  In de overweging van de Haarlemse Rechtbank leest men tussen de regels door, dat het dragen van LONSDALE onder de omstandigheden als in de zaak beschreven, wel degelijk strafrechtelijk kunnen worden aangepakt. Bedoeld wordt hier artikel 137c Wetboek van Strafrecht. Het probleem blijft echter bestaan, dat de feitelijke betekenis van LONSDALE niet een afkorting betreft, doch een verwijzing naar het landgoed van een Engelse bokser. Desalniettemin wordt in de Nederlandse context de naam LONSDALE door sommige lieden doelbewust gebruikt om zich op  fascistische wijze te profileren jegens andere groepen mensen. Het opzettelijk gebruik van het merk LONSDALE als een dergelijke fascistische afkorting vormt naar mijn opinie een geschrift dat beledigend is voor Nederlanders van allochtone afkomst, en valt naar mijn mening onder de reikwijdte van artikel 137c Wetboek van Strafrecht. Wan-neer iemand dus met het oogmerk zich fascistisch te profileren doelbewust het merk LONSDALE draagt, ontstaat er op basis van feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden, dat deze persoon zich schuldig maakt aan een strafbaar feit als bedoeld in artikel 137c Wet-boek van Strafrecht.  

Toch kan men zich afvragen of het niet verstandig is om dit in de toekomst wel strafbaar te stellen onder de noemer van de desbetreffende Strafrechtelijke bepaling, nu men in Neder-land vaak wel het oogmerk heeft om LONSDALE als afkorting van een fascistische uitspraak te hanteren. Ook is van belang, dat men in deze strafbepaling aangeeft dat er ook gelet moet worden onder welke omstandigheden zo’n merk gedragen wordt. Zolang het dragen van LONSDALE (onder bepaalde omstandigheden) niet valt binnen de reikwijdte van een dergelijke strafbepaling, kunnen de politiediensten niet effectief genoeg optreden, tegen hen die het merk dragen met het oogmerk een fascistische boodschap uit te dragen.

Op basis hiervan kunnen opsporingsambtenaren dwangmiddelen toepassen jegens dergelijke personen.  Bepaalde bijzondere dwangmiddelen, zoals het aanhouden buiten heterdaad of het in verzekering stellen, kunnen normaliter niet plaatsvinden, nu er tegen deze verdachte geen voorlopige hechtenis mogelijk is, tenzij de verdachte geen vaste woon – of verblijfplaats heeft in Nederland.

Previous Story

Ontnemingsvordering

Next Story

ECLI:NL:CRVB:2017:2254

Latest from In-depth legal articles and blogs